top of page

De resultaten van de

CURIEUZE NEUZEN

worden bekend gemaakt op 29 september 2018

Curieuzeneuzen-logo.png

Er zijn ongeveer 25 Curieuze Neuzen uit Zwijnaarde ingeschreven.

... wordt vervolgd !!!

HOE ERG IS HET GESTELD MET DE LUCHTVERVUILING IN ZWIJNAARDE?

Over luchtvervuiling is heel wat te doen. In januari 2018 berichtten de kranten en het Tv‑journaal over een nieuw luchtkwaliteitsmodel dat de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) ontwikkelde in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).

2.jpg

1. WAT ZEGT DIT MODEL OVER ZWIJNAARDE


Kijk naar de kaart van Vlaanderen: http://www.vmm.be/data/stikstofdioxide-no2-jaargemiddelde.


Deze kaart toont het jaargemiddelde van stifstofdioxide (NO2) in 2016. Vermits deze kaart met een model is gemaakt, benadert dit de waarheid, maar helemaal zeker is dat niet. Om quasi zeker te zijn moet er immers gemeten worden.


De Europese Richtlijn Lucht­kwaliteit (2008/50/EG) bepaalt de NO2-jaargrenswaarde op 40 µg/m3. In de straten die rood, bruin en donkerbruin kleuren, is kans reëel dat de Europese norm is overschreden.


Zoom [+] dan in op Zwijnaarde en bekijk de rode en (donker-) bruine straten. Dit zijn de Dorpsstraat, de Joachim Schayckstraat, della Faillelaan, een stukje van de Tramstraat, de Heerweg-Noord, de Isabelle van Oostenrijkstraat, Nederzwijnaarde, delen van de Zandvoordestraat en de Heerweg-Zuid alsook een klein stukje van Bollebergen.


Op basis van de kaart (zie hieronder) kan verondersteld worden dat Europese norm voor de NO2 in 2016 is over­schreden in een tiental Zwijnaardse straten!

Besluit VMM.png

3. JAARGEMIDDELDE EN UURGEMIDDELDE: BEKIJK ZE ALLEBEI

Inzake de NO2-jaargemiddelde is geen verschil tussen de grens, zoals bepaald werd door de Europese Unie (EU) en de advieswaarde van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO): beiden liggen op 40 µg/m3.


Bij een gemiddelde (zoals van de NO2 uitstoot) wordt weleens verwezen naar de parabel: “Een statisticus, die niet kon zwemmen, waadde door een rivier van gemiddeld een halve meter diepte. Hij verdronk.” Daarmee is meteen aangegeven dat een gemiddelde weliswaar juist kan zijn, maar tóch geen volledig beeld geeft. Het jaargemiddelde houdt immers geen rekening met grote schommelingen in de concentraties aan schadelijke gassen en stoffen. De schommelingen zijn vooral te wijten aan het weer. De concentraties zijn veel groter bij windstil en droog weer. Als het dan ook warm en zonnig is, wil iedereen van het goede weer genieten. Wij staan er dan niet bij stil dat de luchtkwaliteit precies op dat ogenblik slecht kan zijn.


Een vollediger beeld ontstaat dus als er, naast het jaargemiddelde, ook uurgemiddelden bekend zijn.  Zowel voor de EU als de WHO geldt een maximum van 200 µg/m3. Maar er is wel een verschil in benadering. Voor de EU is het nog aanvaardbaar dat deze norm tot 18 uren per jaar wordt overgeschreven. Voor de WHO is een limiet ook echt een limiet, wat dus betekent dat het maximum van 200 µg/m3 nooit mag overschreden worden. De 18 uren overschrijding is een afwijking die de EU heeft aanvaard onder druk van lobbygroepen. Het is een pragmatische afwijking, die rekening houdt met de economische realiteit en de technische haalbaarheid, en niet met de gezondheid.

Dat is ook wat de VMM erkent (zie afbeeldingen hierboven en hieronder).

Jaargemiddelde uurgemiddelde.png

4. HET VERSCHIL TUSSEN METEN EN BEREKENEN


De luchtkwaliteit wordt permanent gemeten. Er zijn in Vlaanderen circa 60 vaste meetpunten, waarvan 8 in en rond Gent: in het Baudelopark (nabij de Dampoort), in Sint-Kruis-Winkel, Wondelgem, Evergem, Ertvelde en Zelzate. Sinds 2005 wordt er gemeten in Destelbergen en Mariakerke.


De aandacht voor luchtkwaliteit gaat naar de Gentse stadskern en de Gentse noordrand. Voor de noordrand is dat omwille van de haven en de industrie, hoewel de luchtvervuiling door industrie sterk is verminderd.


Uit volgende grafiek blijkt dat in de periode 2003 / 2014 het gemeten NO2-jaargemiddelde daalt, weliswaar met tussendoor hier en daar een tijdelijke verhoging (in 2010 en 2013).


Sinds 2013 meet de VMM echter ook aan de B401 afrit Gent-centrum (de Gustaaf Carlierlaan). Vandaar dat er geen paarse lijn, maar een paars bolletje is te zien. De VMM wijst er op dat het logisch is dat er net (en enkel) daar hoge waarden te noteren zijn. “NO2 is een typische verkeerspolluent. Dit meetstation staat opgesteld op een locatie waar heel veel verkeer passeert.” mailde de VMM.

grafiek meetpunten gent.png


Het interessante aan deze meetpunten is dat de luchtkwaliteit van de lopende en de vorige dag wordt weergegeven in een lijngrafiek, met gemiddelden per half uur. Via volgende link verschijnt een lijst van meetpunten op het scherm: http://www.irceline.be/nl/luchtkwaliteit/metingen . Scrol naar beneden, tot het 34ste in de lijst, dat is het meetpunt aan de Gustaaf Carlierlaan (meetpunt met nr. 44R702).


Uit het antwoord van de VMM op een vraag naar het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde grens vanaf 2014, gemeten in de Gustaaf Callierlaan, blijkt volgende evolutie:

  • 2014: 7 uren met een waarde hoger dan 200 µg/m³ - op 5, 9 en 10/3/2014, doorgaans ’s avonds (tot 290 µg/m³)

  • 2015: 1 uur overschrijding, op 31/10/2015, om 18u, 203 µg/m³

  • 2016: 1 uur overschrijding, op 16/2/2016, om 8u,229 µg/m³.


Vermits er pas vanaf 2013 wordt gemeten, zijn er geen oudere gegevens beschikbaar. In de Gentse zuidrand wordt er nog steeds niet permanent gemeten.


Op een werkdag rijden ± 60.000 voertuigen Gent binnen en buiten via de B401. Zwijnaarde is een veel drukker kruispunt van wegverkeer met ± 250.000 voertuigen per dag op snelwegen (E40 / E17) en ringweg (R4).


Op de vraag waarom er in Zwijnaarde geen permanent meetpunt is geplaatst, luidt het antwoord: “De Vlaamse Milieumaatschappij heeft een netwerk van meetstations uitgebouwd om de algemene luchtkwaliteit in Vlaanderen op te volgen. De locaties van de meetstations zijn voornamelijk gebaseerd op de voorschriften van de Europese richtlijnen. Momenteel hebben we niet de instrumentele capaciteit, noch het nodige personeel om metingen uit te voeren in Zwijnaarde met monitoren volgens de referentiemethode die Europa voorschrijft”.  

Op de kaart hieronder zijn de vaste meetpunten in Gent (en ook in Zelzate) aangeduid.

Meetstations_—_Nederlands.png

5. TOCH 2 METINGEN IN ZWIJNAARDE IN 2016

De Stad Gent heeft gedurende 6 maanden, van juni tot november 2016, gemeten op 50 locaties. Daarvan waren er 2 in Zwijnaarde: in de Tramstraat (tussen nr. 1 en 7) en in de Heerweg-Zuid (ongeveer aan nr. 175). De NO2 jaargemiddelden 2016, volgens deze metingen, waren respectievelijk 34,4 µg/m³ en 28 µg/m³ - dat is dus telkens onder de jaargrenswaarde op van 40 µg/m3.


Zoals vermeld in De Kiosk nr. 39, september 2016, werden om de twee weken nieuwe meetbuisjes geïnstalleerd. Dat zijn zgn. “passieve samplers” – dus geen vaste meetposten en dus ook niet gemeten volgens de EU referentietechniek. Zo kon niet achterhaald worden of de maximum concentratie van 200 µg/m3 per uur al dan niet werd overschreden.

Op de kaart hieronder zijn de 2 meetpunten aangeduid: Tramstraat (geel) en Heerweg-Zuid (groen):

Zwijnaarde 2 meetpunten.png

6. WAAROM ZIJN DE GEMETEN NO2 CONCENTRATIES LAGER DAN DE MODELKAART LAAT VERONDERSTELLEN

Voor de straten waar en niet wordt gemeten, gebruikt de VMM berekenings­modellen die de luchtkwaliteit lokaal inschatten. Op de snelwegen wordt het aantal voertuigen geteld. Voor het onderliggend wegennet wordt de verkeersintensiteit ingeschat op basis van infor­matie over het wagenpark, gereden snelheden en hier en daar verkeerstellingen. Deze modellen worden steeds fijner door meer informatie (o.a. over smalle straten met hoge bebouwing waar de luchtvervuiling blijft hangen), de verbeterde wetenschap­pelijke onderbouwing en vergelijken met echte metingen. Bij elke verfijning, blijkt ook dat het probleem (vooral qua stikstofoxide / NO2) groter is dan gedacht op basis van vorige modellen.


De metingen op 50 locaties in Gent waren interessant, maar ook zeer punctueel: slechts 6 maanden en in Zwijnaarde slechts op 2 locaties.  Het meetpunt aan de Heerweg-Zuid lag bovendien buiten de rood en bruin gekleurde straatgedeeltes van de modelkaart van stikstofdioxide (NO2) in 2016. Dat de jaargrenswaarde er niet te hoog is, beantwoordt aan de resultaten van het model. Voor de Tramstraat is het gemeten resultaat beter dan blijkt uit het model.      

Eindrapport (waarvan de titel hieronder is vermeld): klik hier.

Eindrapport Meetcampagne stikstofdioxide op 50 locaties in Gent (2016).png

7. ZWIJNAARDE IN VERGELIJKING MET DE ZUIDRAND VAN GENT EN DE KERNSTAD

Wat de kernstad betreft is het afwachten wat de invloed zal zijn van het circulatieplan, dat van start ging op 3 april 2017. De effecten zullen pas binnen enkele maanden bekend zijn.


Als wij op de kaart van Vlaanderen (http://www.vmm.be/data/stikstofdioxide-no2-jaargemiddelde) inzoomen op de regio rond Zwijnaarde, dan blijkt dat de luchtkwaliteit in De Pinte en Drongen veel beter is. Hetzelfde geldt voor Sint-Denijs-Westrem en Merelbeke, echter met uitzondering van de Kortrijksesteenweg (N43) en Hundelgemsesteenweg (N444) die ook rood en (donker-) bruin kleuren. 

Stikstofdioxide_(NO2)_jaargemiddelde_—_zuiden_van_Gent.png

8. VERGELIJKING MET HET AIRBEZEN-ONDERZOEK

"Een vergelijking met het AIRbezen-onderzoek heeft niet zoveel zin", luidde het antwoord van de VMM. De correlatie tussen wat met de AIRbezen in 2017 werd gemeten (de magnetiseerbare fractie van fijn stof) en NO2 is matig.


Weliswaar was één van de conclusies van het AIRbezen-onderzoek dat er een verband bestaat tussen ijzerhoudend fijn stof in de lucht en het verkeer, vooral waar er door smalle straten met hoge bebouwing wordt gereden. In Zwijnaarde werden de meeste ijzerhoudende fijnstofdeeltjes gevonden langs de Ovonde (183 µA) en de Tramstraat (149 µA). De waarden waren hoger dan en ongeveer gelijk aan 3x de mediaan is (57 µA). De Ovonde en de Tramstraat behoorden in het AIRbezen-onderzoek tot de punten met de 10% hoogste meetwaarden in Gent en Kanaalzone. Uit dit onderzoek bleek ook dat de waarden aan de N60 (Ovonde) significant hoger waren dan aan de N43 (Kortrijksesteenweg) en de N444 (Hundelgemsesteenweg), 2 andere invalswegen in het zuiden van Gent die ± parallel lopen met de N60.

Het verband tussen het verkeer en luchtvervuiling is nog duidelijker bij stifstofdioxide (NO2). Omdat NO2 makkelijk te meten is, is het een goede ‘kanarie’ voor verkeersgerelateerde luchtvervuiling.

Airbezen.png

9. HET VERBAND TUSSEN LUCHTVERVUILING EN HET VERKEER EN DE GEVOLGEN VOOR ZWIJNAARDE

Een eerste blik op de kaart van Vlaanderen maakt meteen duidelijk waar de luchtkwaliteit het slechtst is: op en rond de snel- en ringwegen, nl. de E17, E19, E40, de ring rond Antwerpen en de ring rond Brussel.
De kaart bevestigt de conclusie van het rapport “Lozingen in de lucht 2000 – 2016”, name­lijk dat luchtvervuiling door het verkeer nu (en in de toekomst) het grootste probleem is (en zal zijn). In het voorgaande rijtje met snelwegen passeert zowel de E17 als E40 over Zwijnaards grondgebied. Het verbaast dus niet dat de lucht­vervuiling ook een groot probleem is in Zwijnaarde – minstens in de straten en wijken die dicht bij de snel­wegen liggen!

Verkeer in file.png

10.  WAT IS LUCHTVERVUILING

Luchtvervuiling is heel complex. Het gaat over een ingewikkeld mengsel van stofdeeltjes en gassen. De vervuiling wordt veroorzaakt door meer dan één bron. Er is veel voortschrijdend inzicht, zowel in de modellen om de verspreiding van de vervuiling te berekenen (zie hiervoor), als over de gevolgen op mens en milieu (lees hierna).


De kaart (http://www.vmm.be/data/stikstofdioxide-no2-jaargemiddelde) toont de stikstofdioxide (NO2) in de lucht. Het reeds genoemde AIRbezen-onderzoek - waarvan de resultaten in november 2017 zijn bekend gemaakt - ging over fijn stof, meer bepaald over ijzer­houdende fijnstofdeeltjes. Over deze twee luchtvervuilende stoffen wordt veel bericht in de media. Er zijn nog schadelijke stoffen, die vaak voorkomen: roet (of zwarte rook / koolstof), ozon (O3), zwaveldioxide (SO2) en PAK’s (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen).


Daarnaast zijn er zeer schadelijke stoffen die (gelukkig) steeds minder voorkomen: dioxines door de onvolledige verbranding, PCB's (Polychloorbifenylen) uit oude apparaten en zware metalen.   

Stikstof roet.png

11. WELKE STOFFEN EN GASSEN VEROORZAKEN LUCHTVERVUILING EN WAT ZIJN OORZAKEN EN GEVOLGEN

Stikstofdioxide (NO2)


Stikstofdioxide (NO2) komt vrij bij verbrandingsprocessen, vooral door de verbrandingsmotor van voertuigen. In de lucht is stikstof aanwezig en die reageert door de hoge temperatuur van de motor met zuurstof, waardoor stikstofoxide (NO) ontstaat. De NO komt via de uitlaat terecht in de atmos­feer en reageert met meer zuurstof (O2), waardoor stikstofdioxide (NO2) wordt gevormd. De uitstoot van NO2 is rechtsreeks gelinkt aan het verkeer.

Een te hoge concentratie NO2 kan zorgen voor irritatie aan de ogen, neus en keel. Een deel van de met NO2 vervuilde lucht komt, via de longblaasjes, in ons lichaam terecht. In de longen zelf kan NO2 allerlei ontstekingen veroorzaken en tot kortademigheid en astma leiden (= verminderde long­functie / aandoeningen van de luchtwegen). Andere mogelijk gevolgen voor onze gezondheid worden verder beschreven bij fijn stof.

Terzijde - verwar niet met dioxine : let wel op de letter verschil tussen dioxiDe en dioxiNe. De laatste (dioxine met N) is bekend van de dioxinecrisis uit 1999 toen er vet, besmet met dioxines, werd verkocht aan veevoeder­bedrijven. Via het veevoeder kwamen de dioxines in voedselketen terecht. Dioxine is een verzamel­naam voor scheikundige stoffen, waarvan er enkele behoren tot de sterkste kankerbevorderende stoffen die ooit getest werden.

Dioxines in de lucht zijn een bijproduct van onvolledige verbranding. De uitstoot van dioxines in de zware industrie en de afvalverbranding is de laatste 25 jaar drastisch gedaald. De temperatuur in de huidige afvalverbrandingsinstallaties is hoger dan 850 °C en gesofistikeerde filters voorkomen de uitstoot van dioxines in rookgassen, die afgekoeld zijn in de schoorsteen.

Waar dioxines nog wel in de lucht voorkomen, zijn de burgers zelf in grote mate verantwoordelijk: enerzijds door het verwarmen van gebouwen met kolen en, nog erger, met hout; anderzijds door de particuliere illegale verbranding van diverse soorten afval, zoals plastic en papier maar ook tuinafval, in open vuurtjes en tonnetjes. De uitgestoten dioxines binden zich dan aan fijn stof in de lucht en kunnen neervallen op gewassen die als voedsel dienen voor mens en dier. Dit brengt ons meteen tot fijn stof, dat een uitstekend transportmiddel is om giftige stoffen in het lichaam van dier en mens te brengen.

Fijn stof:


Fijn stof is niet alleen afkomstig van verbranding, maar even zeer van de slijtage van autobanden, trein- en tramsporen, enz. .. Alles wat beweegt en wrijft, geeft stof. Waar er mensen zijn, is fijn stof onvermijdelijk. Wanneer het rechtstreeks in de lucht komt, spreken we over primair stof. Wanneer het ontstaat door reacties in de lucht spreken we van secundair stof. 30 a 40% van fijn stof is secundair. Er zijn veel verschillende bronnen van fijn stof. Hoewel de natuur ook fijn stof produceert, zoals zeezout en pollen, komt het meeste fijn stof in Vlaanderen toch van de mens. In fijn stof moet een onderscheid gemaakt worden tussen de grovere partikels en de ultrafijne.


Wetenschappers spreken doorgaans over PM10 en PM2,5. Dat staat voor deeltjes (particulate matter) die kleiner zijn dan 10 of 2,5 micrometer.

Voor de grovere partikels is de vervuiling zeer algemeen. Op dat vlak is er weinig verschil of je nu aan drukke verkeersassen woont of in verkeersarme omgevingen. O.a. Duitsland produceert nog veel elektriciteit met steenkoolcentrales, die fijn stofdeeltjes en andere schadelijke stoffen verspreiden over de buurlanden, waaronder ons land.


De grootste verschillen zie je bij de ultrafijne stofdeeltjes. Voor het Eén-programma `Ook getest op mensen' liep een proefpersoon rond in een stad en in een landelijke omgeving. Voor de grotere deeltjes gaf dat maar een klein verschil. Maar voor ultrafijn stof was het verschil groot: in de stad zat er vier keer meer ultrafijn stof in de lucht. Al moeten er uit deze éne meting op één plaats – een momentopname dus - niet te veel wetenschappelijke conclusies worden getrokken. Wat niet wordt betwist , is dat er meer ultrafijn stof aanwezig is in de stad dan op het platteland – over de verhouding (of het nu werkelijk 4x meer is) biedt deze test geen uitsluitsel. Ook binnen de stad zelf zijn er serieuze verschillen, soms zelfs op een paar meter, tussen de verkeersarme buurten of parken en de drukke verkeers­assen.


Een kritische bedenking werd door de VMM ook gemaakt bij het AIRbezen-onderzoek (van 2017). Er zijn geen gezondheidsadvieswaarden voor “ijzerhoudend” stof. Welke impact “3x meer dan gemiddeld” heeft – zoals gemeten aan de Ovonde en de Tramstraat - weten we dus niet. De gezondheidsimpact van stof wordt bepaald door de grootte van de deeltjes. Daarom meet de VMM net PM10 en PM2,5 (de fracties kleiner dan 10 resp. 2,5 µm). Het magnetiseerbaar stof, gemeten in het AIRbezen onderzoek, is totaal stof. Mogelijk zijn dit deeltjes die veel groter zijn en dus niet in ons ademhalingsstelsel kunnen binnendringen, waardoor zij minder schadelijk zijn.


Wat de gezondheidsimpact betreft door milieufactoren, is fijn stof veruit de belangrijkste vervuilende stof. Als fijn stofdeeltjes in onze longen belanden, komen daar immuuncellen op af, die ruimen dode of beschadigde lichaamscellen of lichaamsvreemde micro-organismen op. Op zich is dat goed, maar die immuuncellen veroorzaken ook ontstekingsreacties. Die ontstekingen kunnen op hun beurt allerlei aandoeningen veroorzaken. Men heeft lang gedacht dat luchtverontreiniging vooral longziekten veroorzaakte, maar we weten nu dat de impact op hart en bloedvaten nog veel groter is. Veel meer mensen sterven door luchtverontreiniging aan hart- en vaatziekten dan aan longziekten. Lees verder achteraan: punt 12 “Wat is de globale invloed van luchtvervuiling op onze gemiddelde gezondheid”


Fijn stof deeltjes kunnen via de geurzenuwen in de hersenen terecht komen en vergroten de kans op dementie. Kinderen ademen in verhouding tot hun gewicht meer vervuilde lucht in. Zij lopen meer risico om allergieën te ontwikkelen  en scoren minder goed op cognitieve testen. Dat wil niet zeggen dat die kinderen dommer zijn. Ze presteren gewoon iets minder goed. Fijn stofpartikels komen via de placenta in de foetus kunnen terecht, wat soms resulteert in kinderen met een lager geboorte­gewicht. Vooral in de laatste weken van de zwangerschap zou het de impact van luchtvervuiling hoger zijn. Op fijn stof kunnen zich allerlei giftige stoffen vastzetten, onder andere ook dieselroet, dat als kankerverwekkend wordt beschouwd (lees verder).

Roet (zwarte rook / koolstof):


Roet (zwarte koolstof) is vermoedelijk de meest schadelijke fractie van fijn stof. Roetdeeltjes zijn kankerverwekkend. Door absorptie van licht en warmte draagt roet ook bij aan de klimaat­opwarming. Roet komt van verbrandingsmotoren, vooral van diesels, en van houtkachels en open haarden.

De kaart met “jaargemiddelde concentratie zwarte koolstof” op de website www.milieurapport.be kleurt rood en bruin op de Antwerpse en Brusselse ring en, eveneens, in Zwijnaarde in de omgeving, waar E17, E40 en R4 kruisen.

Ozon (O3):

Je hoort soms op warme zomerdagen dat de ozondrempels zijn overschreden. Pas dan op. Ozon ontstaat onder invloed van zonlicht, o.a. door de inwerking van UV-licht op stikstofdioxide (NO2). Wat NO2 en de oorzaken betreft: lees hiervoor. Het is dus een secundaire verontreiniging, die op enkel op warme dagen voorkomt. Er is geen lineair verband tussen meer NO2 en meer O3. In stedelijk gebied is er zelfs een ozon-weekendeffect: hoewel er dan minder stikstofdioxide (NO2) in de stadslucht aanwezig is (door minder verkeer) zijn op zaterdagen en zondagen de daggemiddelde ozonwaardes (O3) hoger. Ruw geschat, is de ozonvormende verontreiniging in de noordelijke hemisfeer (van Amerika tot in Azië) verantwoordelijk voor de helft van het probleem; de andere helft komt van bronnen binnen de eigen regio. Toch hangen ozonconcentraties af van specifieke, lokale omstandigheden (inclusief het weer). Ozonchemie is ingewikkeld en de concentraties zijn het evenwichtsresultaat tussen ozonvorming en ‑afbraak. Belangrijk om te onthouden is dat veel ozon en hitte samen voorkomen en het jaargemiddelde ozonconcentratie in de ganse noordelijke hemisfeer (en dus ook in Vlaanderen) de laatste 25 jaar licht is gestegen, dit in tegenstelling met de luchtvervuiling in het algemeen, die is gedaald.


Ozon (O3) is schadelijk voor mensen, planten en materialen. Kinderen, bejaarden en mensen die last hebben van hun luchtwegen, zijn meer ozongevoelig. Mogelijke klachten zijn kortademigheid, irritatie, benauwdheid en duizeligheid. Ook planten (gewassen) lijden onder een teveel aan ozon. Ze sterven vroegtijdig af brengen minder op. Ozon veroorzaakt ook verwering van kunststoffen en metalen, en draagt bij tot het broeikaseffect.

Zwaveldioxide (SO2):

Zwaveldioxide (SO2) komt vooral vrij bij het verbranden van zwavelhoudende fossiele brandstoffen (goedkope steenkool, zware stookolie van schepen en diesel). Het begrip ‘zure regen’ was het gevolg van hoge SO2­concentraties in de jaren 1970 en ‘80. De verzuring van de bodem en het oppervlaktewater tast ecosystemen aan en heeft een negatieve invloed op de biodiversiteit. De laatste 25 jaar is de SO2-uitstoot gevoelig gedaald door het gebruik van brandstoffen met een lager zwavelgehalte voor wegtransport, industriële processen en energieopwekking. Ook het gebruik van katalysatoren, rookgas­ontzwavelingsinstallaties en de overschakeling van steenkool naar aardgas bij de elektriciteits­productie hadden een positief effect.

PAK’s (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen):

PAK’s komen onder meer voor in ruwe olie, kolen en teer en ontstaan bij de verbranding van fossiele brandstoffen of biomassa. Houtverbranding is waarschijnlijk de belangrijkste bron van PAK in Vlaanderen. We stellen ons ook bloot aan PAK via sigarettenrook, het aanbranden van vlees (bijvoorbeeld op de barbecue) en gerookte etenswaren. Verkeer, en vooral dieselvoertuigen, zijn ook een belangrijke bron voor bepaalde soorten PAK. In tegenstelling tot de dalende trend in lucht­vervuiling, nemen PAK-emissies wel toe.


PAK’s worden onder gebracht bij POP’s (Persistente Organische Polluenten). Al deze stoffen breken moeilijk af, zijn giftig voor mens en/of milieu, kunnen over lange afstanden getransporteerd worden en accumuleren in het lichaam (in vetweefsel). De gezondheidseffecten hangen af van de soort verbinding en omvatten effecten op de groei, vruchtbaarheidsstoornissen, doen kankers ontstaan in het spijsverteringsstelsel en in de longen, immuunverstoring, lever- en nieraandoeningen, hormoonverstoring,…

Gent Zuid 2.png

12. DE GLOBALE INVLOED VAN LUCHTVERVUILING OP ONZE GEZONDHEID

Bij de huidige concentraties wordt vermoed dat we gemiddeld +/- een jaar minder lang leven. Het kan ook betekenen dat je minder gezond oud wordt.

Voor fijn stof wordt aangenomen dat ons gezond leven vermindert met gemiddeld 9 maanden.


Tijdens het 37e congres van de “Belgian Society of Cardiology”, op 8 en 9 februari 2018, werd de studie besproken van het team van prof. Jean-François Argacha (UZ Brussel), cardioloog.


Voor alle patiënten waarbij in België tussen 2009 en 2013 een infarct van de hartspier (STEMI in het vakjargon = volledige afsluiting van een kransslagader) werd vastgesteld –  in totaal ging het om 11.428 ziekenhuisopnames – werd er vergeleken met de concentratie aan luchtvervuiling op dat ogenblik, zoals die werd gerapporteerd door het Federale Agentschap voor het Leefmilieu. Er werd gekeken naar fijn stof (PM10 en PM2,5), O3 (Ozon) en NO2 (Stikstofdioxide).


Wat waren de conclusies?


Een tijdelijke stijging van 10 µh/m3 verhoogt de waarschijnlijkheid van een infarct (STEMI):

  • met 2,6% en 2,8% voor fijn stof (respectievelijk PM10 en PM,5)

  • met 5,1% voor NO2 – waaruit blijkt dat NO2 2x cardio-toxischer is dan fijnstof deeltjes.


Hierbij passen enkele nuances en preciseringen.

  • De correlaties werden niet waargenomen bij vrouwen. Vrouwen waren in de onderzochte populatie ook in de minderheid (minder dan 25%). Ook eerdere studies hadden al aangetoond dat luchtvervuiling een sterker effect heeft op mannen.

  • Het hart van ouderen blijkt gevoeliger te zijn voor fijn stof. Het hart van jongeren zou gevoeliger zijn voor NO2. Vandaar dat de cardiologen een beschuldigeden vinger uitstaken naar het verkeer en de dieselmotoren. Ook bleek dat het aantal infarcten stijgt tijdens de eerste 24u van de blootstelling aan luchtvervuilende stoffen, hoewel die dan lager waren dan de minimumwaarden die de Eurpose Unie heeft vastgesteld.


Het enige goede nieuws was dat O3 (Ozon) het risico op een infarct niet verhoogt.  

Stikstofdioxide_(NO2)_jaargemiddelde_—_VMM_Zwijnaarde_detail.png

2. EVOLUTIE VAN DE  LUCHTVERVUILING DE LAATSTE DECENNIA

Het rapport “Lozingen in de lucht 2000 – 2016” van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) besluit dat er globaal minder luchtverontreinigende stoffen worden geloosd.


De conclusie van dit rapport is dat de industrie veel minder uitstoot, terwijl de huishoudens en het verkeer relatief meer vervuilen.


Er zijn twee negatieve trends.

Eerste negatieve trend:

Gezinnen verbranden nog te veel hout in kachels en open haarden om woningen te verwarmen. In dit verband gaf de VMM op 21 februari 2018 de raad om haarden en kachels, die dienen als bijverwarming, tijdelijk uit te laten, vermits door de weersomstandigheden de drempel voor fijn stof was overschreden. Het bericht zorgde voor wat beroering. Daarna werd er in de pers op gewezen:

  • dat 2 uren hout branden in een open haard evenveel fijn stof in de lucht blaast als 300 kilometer rijden met een vrachtwagen,

  • dat circa 60% van de kachels ouder zijn dan 10 jaar en dat deze kachels 12 x meer fijn stof uitstoten dan de toestellen die vandaag worden verkocht – maar daar past meteen de bedenking bij dat, ondanks de veel efficiëntere verbranding, deze nieuwe kachels nog vele keren meer fijn stof uitstoten dan grote industriële verbrandingsinstallaties,

  • dat, wat de globale impact op milieu en klimaat betreft, er een onderscheid moet gemaakt worden tussen enerzijds het op grote schaal bos kappen in Canada en Scandinavië en het hout verwerken tot pellets (grote impact), en anderzijds het brandhout afkomstig van reststromen uit het lokaal natuurbeheer (knotten van bomen en hakhoutbeheer), of uit lokaal geëxploiteerde productiebossen (kleinere impact).

Tweede negatieve trend:

Het stijgend aantal voertuigen met verbrandingsmotoren in combinatie met het toenemend aantal gereden autokilometers, het grote aandeel dieselwagens en de hogere dan wettelijk toegelaten uitstoot van stikstofoxides in realistische rijomstandig­heden (dieselgate) verklaren waarom de hoeveelheid stikstofoxide (NO2), nog niet sterk genoeg daalt en zelfs wat toeneemt in sommige nauwe straten met hoge bebouwing waar veel verkeer door rijdt. Anderzijds wordt er wel minder fijn stof verspreid door het gebruik van roetfilters.

De eindconclusie van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) is dat de Europese normen wel worden gehaald, maar de advieswaarden voor gezondheid nog niet. Zie hieronder.

Deze nuance wordt verduidelijkt in het volgende punt.

OOST-VLAAMSE AIRBEZEN:  RESULTATEN

Uit de analyse van de aardbeiplantjes in de Gentse regio blijkt dat er significant meer ijzerhoudende fijnstofdeeltjes zijn in stedelijke gebieden.

dieselgate-vervuiling-auto-thinkstock.jpg

De mediaan is 55 µA. In Zwijnaarde zijn volgende straten rood of oranje:
N60 aan de Ovonde (183 µA), Tramstraat (149 µA),
Zandvoordestraat (107µA) en NederZwijnaarde (92 µA).

bottom of page